Zythos voert acties voor het geven van juist informatie aan de consument.
Er wordt in de media en in de Horeac vaak nogal luchtig omgesprongen mer de naam Trappist. Er mogen echter slechts zeven brouwerijen ter wereld de naam Trappist gebruiken: Westmalle, Westvleteren, Achel, Chimay, Rochefort, Orval en La Trappe in Nederland. De naam ‘Trappist’ is een beschermde benaming, die enkel deze 7 kloosters mogen gebruiken. Het logo Authentic Trappist Product versterkt de bescherming van deze naam nog.
Er bestaan wel vele abdijbieren, sommigen onder hen dragen zefs een logo als “erkend abdijbier”. Het gaat contradictorisch genoeg om bieren die bijna per definitie NIET in een abdij worden gebrouwen, enkele uitzonderingen niet te na gsproken. Het logo ‘Erkend Belgisch Abdijbier” garandeert wel dat er royalties betaald worden aan de desbetreffende abdij, of aan een stichting die het erfgoed van die abdij beheert. Het bier wordt echter in een gewone, seculiere (commerciële) brouwerij gebrouwen.
Zie ook de Zythos-acties tegen het foutief gebruik van de naam Trappist
De Trappisten
De Trappisten zijn een religieuze orde, waarvan de geschiedenis teruggaat tot de zesde eeuw, toen vanaf 530 Benedictus van Nursia zijn regel begon te schrijven in door hem gestichte klooster van Montecassino (Italië). Zijn
volgelingen, Benedictijnen genoemd, zwermden uit over heel Europa. Na een hervorming in 1096 scheurden zich een deel van deze Benedictijnen af en vormden een nieuwe religieuze orde, de Cisterciënzers, genoemd naar het eerste klooster van deze observantie te Cîteaux in Boergondië. Vanaf 1664 ontstaat binnen deze orde een strekking, die de regel van Benedictus zeer strikt naleeft. Zij worden Trappisten genoemd naar de eerste abdij die deze observantie volgde, La (Grande) Trappe in Normandië. Vanaf 1892 wordt deze strekking in de Cisterciënzers een zelfstandige orde.
Trappistenbier
De oudste verwijzing naar het brouwen van bier in kloosters vinden wij op een plan van de abdij van Sankt Gallen uit 820. Deze abdij in Duitssprekend Zwitserland beschikte toen reeds over een mouterij en een brouwerij. Het kloosterbrouwen verspreidde zich zeer snel over gans Europa, zodat naar het einde van de middeleeuwen nagenoeg iedere abdij over een eigen kloosterbrouwerij bechikte. In 1796 kwam er echter een abrupt einde aan dit alles.
De Franse revolutionaire regering schaft de kloosters af en verkoopt hun eigendommen openbaar. Wanneer we nu over trappistenbier spreken, dan bedoelen wij daarmee de bieren, gebrouwen door de monniken in de abdijen die na 1796 gesticht of herbevolkt werden. Westmalle, gesticht in 1804 geniet de eer als eerste – in 1836 – bier te hebben gebrouwen, gevolgd door Westvleteren, gesticht in 1831, eerste brouwsel 1839. Later volgden Chimay, gesticht in 1850, eerste brouwsel in 1863, Rochefort, herbevolkt in 1887, eerste brouwsel in 1907 en Orval herbevolkt in 1926, eerste brouwsel in 1934.
Oorspronkelijk brouwden deze abdijen slechts voor eigen gebruik, doch reeds in 1861 (Westmalle) en 1859 (Chimay) wordt gestart met de verkoop. Er zijn nog abdijen in ons land, die bier hebben gebrouwen, doch zij hebben allen, reeds sedert jaren, hun brouwactiviteiten stopgezet. Enkele voorbeelden : Affligem, Maredsous, Beaumont,…
Abdijbieren
Het oudste abdijbier is ontegensprekelijk Witkap. Het werd reeds tijdens het interbellum gebrouwen te Brasschaat door Hendrik Verlinden, die als brouwingenieur gewerkt had bij de paters te Westmalle. Het bier kreeg de benaming Trappistenbier mee met de stilzwijgende toestemming van de abdij. Later volgde Sint-Sixtus. Na W.O. II besliste de toenmalige abt van Westvleteren dat het werk in de brouwerij het monnikenleven niet te veel mocht beïnvloeden. De verkoop van bier werd beperkt – alleen aan de poorten van de abdij en in het tegenover de abdij gelegen cafe De Vrede : dus trappist. De commerciele productie van de bieren van de abdij werd vanaf 1946 toevertrouwd aan de brouwerij Sint-Bernardus te Watou : dus abdijbier.
In 1950 sluit de abdij van Affligem een akkoord met brouwerij De Hartog uit Antwerpen om aldaar hun bier te laten brouwen volgens de “Formula Antiqua Renovata”. Vanaf 1970 neemt brouwerij De Smedt uit Opwijk de productie van de Affligem over. Deze bieren hebben nog een binding met een abdij, doch dat zal weldra veranderen.
Zo start in 1954 de brouwerij Lootvoet uit Overijse met het brouwen van Leffe, genoemd naar een norbertijnerabdij die sinds 1796 verdwenen is. Vanaf 1958 brouwt Maes de Grimbergen, eveneens genoemd naar een norbertijnerabdij die ook in 1796 afgeschaft werd. De laatste jaren is het hek helemaal van de dam; iedere brouwerij wil wel een eigen abdijbier op de markt brengen.
Standpunt van Zythos
Reeds sedert de vroege middeleeuwen werden de kloosterbieren tot de allerbeste gerekend. De kloosters werden immers in niets gehinderd om “kwaliteit” te produceren. Zij beschikten over grote eigendommen waarop zij zelf gerst konden kweken om te vermouten; zij beschikten over goed water omdat zij meestal gelegen waren aan een bron of een riviertje, ver van de “vervuilende” steden. In tegenstelling tot de brouwers die hun winstmarges trachten veilig te stellen of te vergroten, streefden deze kloosters geen winst na. Slechts het surplus werd verkocht.
Door een naam te kiezen die naar een – al dan niet bestaande – abdij, heilige of pater verwijst, wil de brouwer een graantje meepikken van het imago van kwaliteit dat de Trappistenbieren hebben. Hieraan is niets verkeerd, maar zelfs het beste abdijbier is nog geen Trappist, zoals de beste schuimwijn, die kwalitatief beter kan zijn dan een champagne, geen champagne is.